Reflow - Circular Textile Festival

In hoeverre slaagt Reflow erin om de klerezooi (en de welvaart) te herverdelen?

Missing reflow-circular-textile-festival cover image

In hoeverre slaagt Reflow erin om de klerezooi (en de welvaart) te herverdelen?

Op mijn gsm staan drie voice notes met bedenkingen over circulair textiel met als titel Bos en Lommerplein 1, 2 en 3. Een reflectie over de slotavond van het Reflow traject in de hoofdstad, geschreven of alleszins ingesproken met een koppijnkop na drie weken Accra en één nachtje Amsterdam.

‘Wat heb jij een kritische vraag gesteld!’

Na herhaaldelijk aandringen om er ‘toch zeker bij te zijn op de borrel’, zowel op het evenement zelf als in een mail vooraf, knoop ik een gesprek aan met mijn contactpersoon bij Amsterdam Economic Board. Claire Teurlings, zo heet ze, en ze is de hartelijkheid zelve.

Schuldig voel ik mij niet over de vraag waar zij zo van opkeek. Dat is nu eenmaal mijn rol als journalist. Maar ergens vond ik het best wel jammer dat ik net die “kritische” vraag moest stellen.

Als ik heel eerlijk ben, had ik iets helemaal anders verwacht van mijn avondje Amsterdam. En dan heb ik niet over de sluimerende hoofdpijn die de hele avond, zelfs niet met gratis bier, maar niet wilde weggaan en daags nadien nog steeds – had je nooit verwacht, na die pils – in mijn bovenkamer ronddwaalde.

Kluwen van een kleerkast

Even een situatieschets. We bevinden ons niet aan het Bos- en Lommerplein, de locatie van het hotel waar ik zo slecht zou slapen, maar in Pakhuis De Zwijger, misschien wel mijn favoriete plek in Amsterdam. Het doet me wat denken aan de Vooruit, of liever, Voo?uit, in mijn thuisstad Gent, een cultureel centrum waar debatavonden bij de vleet plaatsvinden. Dat vraagteken is geen typo: de Vlaamse socialistische partij heeft de naam van het meest geliefde cultuurhuis van de meest socialistische stad van het gewest zomaar even voor zichzelf geclaimd. Insert Belgenmop hier. Nee, dan ga ik graag af en toe de grens over voor een avond in een pakhuis dat vooralsnog zijn naam niet moet afgeven. (Ik hoop dat ik Nederlandse politici niet op ideeën breng. Al vermoed ik dat geen enkele partijvoorzitter zichzelf zou bestempelen als “De Zwijger”, maar dat terzijde.)

Die avond staat het REFLOW Circular Textile Festival op het programma, een slotevenement van het Reflowtraject waarmee de hoofdstad de uitdaging van zowel de overproductie als overconsumptie probeert aan te gaan. Het lijkt me grotendeels over post-consumer waste te gaan, zoals dat in vaktermen heet: de afdankertjes, de kleren die wij, consumenten, zo gretig kopen en dan links laten liggen in de kast.

Als we er de cijfers bijhalen – waar ik niet zo’n fan van ben, want al te vaak is het onderzoek dat zo’n cijfer oplevert toch niet helemaal correct uitgevoerd, met als bekendste voorbeeld de mythe dat textiel de tweede meest vervuilende sector ter wereld zou zijn – dan vestig ik graag de aandacht op een getal waar ik al jaar en dag van opkijk.

In de Belgische media en bij Belgische ondernemers circuleert al enkele jaren een markante statistiek: mijn land zou met name koploper zijn op het vlak van het niet-dragen van kledij. Dat blijkt uit een onderzoek van een internationale verhuisfirma, Movinga, die nog geen enkele van mijn mails om mij de bron van dat onderzoek te bezorgen gereageerd heeft. Want wat wil dat zeggen volgens hen, koploper? 88 procent van de kleren in onze Belgische kasten blijft een jaar lang onaangeroerd. Zelf las ik het cijfer https://www.standaard.be/cnt/dmf20180827_03684624 voor het eerst in de kwaliteitskrant De Standaard, de Belgische tegenhanger zeg maar van het NRC Handelsblad. In dat artikel stond er bovendien dat Duitsers en Nederlanders veel spaarzamer zouden zijn. In Nederland bedroeg het aandeel niet-gedragen kledij gedurende een jaar namelijk 71 procent. Ook dat lijkt mij persoonlijk nog steeds gigantisch. Dan heb ik eerder de neiging om een cijfer https://www.mdpi.com/2071-1050/14/1/487 van WAAG, een universiteit in plaats van een bedrijf dat de media wil halen, te geloven: volgens onderzoekster Dieuwertje De Wagenaar zou het om een kwart gaan. Nog steeds best een groot deel van een kluwen van een kleerkast.

Hoe dan ook zitten we met een probleem. Dat lees ik ook in een persbericht van Fashion Revolution, dat net als elk jaar de herdenking van de instorting van Rana Plaza aangrijpt om een heuse moderevolutie te eisen. Uit het OECD Garment Forum van begin februari 2021 hebben zij onthouden dat de productie van kleding tegen 2030 met maar liefst 81 procent zou stijgen. Waarvan opnieuw een te groot deel, of het nu één kwart of driekwart is, onaangeroerd in onze kast zal blijven liggen.

White saviour op missie naar West-Afrika

Textiel dreigt te verkommeren. Een al even groot probleem vormen de kleren die de kast uiteindelijk wel verlaten als donatie. Het toeval wil – al is het natuurlijk niet geheel toevallig, gezien mijn hoge verwachtingen van de avond – dat ik net een week terug ben uit Ghana als ik naar Amsterdam spoor. Ik ben er op reportagereis geweest, op mini-onderzoek naar de impact van onze tweedehandsindustrie, een thema dat geheel in de lijn ligt met de Reflowdoelstellingen.

Meteen de eerste persoon die ik interviewde op de “grootste tweedehandsmarkt ter wereld” (dat vermoedt The OR Foundation, een Amerikaanse actiegroep ter plaatse, al lijkt me dat cijfer toch ook moeilijk te verifiëren) zegt dat ze afdankertjes “from The Netherlands” in de aanbieding heeft. Uiteindelijk vergat ik haar naam te vragen. Het is overweldigend, een bezoek aan Kantamanto, zo heet de markt. De kleren komen langs alle kanten op je af. Wij doneren voor niks, zij kopen het aan in bulk, waar wél een serieus prijskaartje aanhangt. Ze verkopen het door, lang leve de circulaire gedachte, maar de kwaliteit is de laatste jaren zodanig zwak dat er nog amper winsten mee te behalen vallen. Dat klaagt diezelfde organisatie, The OR Foundation, aan. Het discours dat ze hanteren is zo wervend, zo gericht op de dekolonisatie van de mode, dat ik hen zelf wou ontmoeten, hun bevindingen wou toetsen aan de dagelijkse werkelijkheid van het kluwen van de tweedehandsmarkt. Ook dat heeft iets postkoloniaal, natuurlijk: als witte journalist vraag ik even een visum aan en neem ik even een vliegtuig om “pollution porn” (zo noemt The OR dat, naar analogie met “poverty porn”) vast te leggen met mijn blik en mijn pen. Maar wat ik leerde van tien bezoeken aan de markt en twee bezoeken aan slavenkastelen, zal deze journalist met white saviour-complex nooit vergeten.

Kan UPV werkelijk iets betekenen?

Wat onthoud ik van Reflow, dan? Een pak minder, vrees ik. En nee, erewoord, dat ligt niet aan de biertjes op de borrel. Mijn zogenaamde kritische vraag ging dus, kan je intussen wel al raden, over mijn ervaringen in Ghana. Want natuurlijk had ik heel erg gehoopt dat het dààrover zou gaan: wat gebeurt er werkelijk met de grote hoop textiel dat afval dreigt te worden?

Die avond in Pakhuis De Zwijger krijgt de ene na de andere circulaire ondernemer het woord. Het is inspirerend, dat zeker, maar blijft het niet beperkt? Waar is de structurele verandering? Wat kan een trui gemaakt van mensenhaar, wat overigens qua microngehalte (de eenheid om uit te drukken hoe dun de wol is en dus hoe zacht de stof aanvoelt op de huid) minstens een tienvoud is van pakweg kasjmier of vicuña, veranderen aan onze prachtige, maar ernstig verstoorde kledingindustrie?

Vanuit Amsterdam Economic Board ging het voornamelijk over samenwerkingen, zo herhaalt Teurlings meermaals in korte intermezzo’s. Want hoe inspirerend is het dat er opkopers en producenten zijn die met elkaar in gesprek gaan? Dat recycleurs en sorteerders elkaar steeds meer lijken te vinden? Toevallig, maar ook niet zo toevallig, had ik gisteren nog een telefonisch overlegje met het hoofd circulair ondernemen van een tweedehandswinkelconcept in de Kempen. ‘Wij raden onze klanten aan om hun oude onderbroeken weg te gooien bij het huisvuil’, zei de vrouw, bij wie ik een licht Nederlands accent kon ontwaren. ‘We krijgen dat binnen, sorteren het en moeten het uiteindelijk zelf weggooien, en we betalen per kilogram afval die we produceren.’ Terwijl in een ideale wereld die slipjes van katoen en co natuurlijk gewoon gerecycleerd kunnen worden.

Een samenwerking met de juiste recycleurs lijkt meer dan welgekomen. En meer samenwerkingen zitten wel degelijk in de stijgers. Zo is er UPV-wetgeving in de maak, wat staat voor uitgebreide producentenverantwoordelijkheid. Het wil zeggen dat er regels komen die bedrijven verplichten om beter met hun afval – of het nu pre- of postconsumer is – om te gaan.

Ook in Afrika wordt reikhalzend uitgekeken naar dat soort regelgeving. Op mijn laatste dag in Ghana nam ik aan de kust van Accra een vuil tweedehands onderbroek in mijn handen. Het kwam recht uit de zee. Daar belanden zoveel van onze afdankertjes: in West-Afrikaanse wateren en uiteindelijk, via eb en vloed, uiteindelijk op ooit zo paradijselijke stranden. In Busua, aan het strand in West-Ghana, ontmoette ik een Nederlandse filantroop die een beach clean-up deed. ‘Het is onbegonnen werk,’ gaf ze toe, ‘maar we doen het toch, elke keer opnieuw.’

Mijn concrete vraag, waar dus geen antwoord op gekomen is, had alles te maken met dat soort clean-up en de impact van de wetgeving die de afhalophoping op Ghanese stranden zou moeten vermijden. Zo had een lokale politicus mij erop gewezen dat UPV ook zou moeten garant staan voor een correcte herverdeling. Als wetgeving werkelijk soelaas kan brengen, kunnen we er dan alsjeblieft voor zorgen dat de inkomsten via de UPV ook terugvloeien naar de landen die we momenteel als stortplaats aanzien?

Misschien had ik mijn vraag anders moeten stellen. Misschien had ik een beter moment moeten afwachten. Maar misschien had ik ‘m dan helemaal niet gesteld. Op een stoel naast Claire Teurlings zit een bankier en een duurzaamheidstransitiecoach. Het is de bankier die het woord neemt, maar niet helemaal op de vraag weet te antwoorden. En de coach, die zegt dat het voor haar een goed idee lijkt, maar daar verder niks aan of over te zeggen heeft, natuurlijk. Daar knelt het schoentje. Want wat zou het goed zijn mocht er werkelijk een antwoord kunnen komen, niet per se op mijn vraag, maar op de vraag van de Ghanese politicus.

Toch samen?

Op het einde van de avond is het een Nederlandse politicus, Amsterdams wethouder Ruimtelijke Ontwikkeling en Duurzaamheid Marieke van Doorninck, die de vinger op de wonde legt. ‘Er is en blijft een verschil tussen circulaire dingen doen,’ zegt zij, ‘en dingen circulair doen.’ Daarmee maakt ze duidelijk dat, hoewel ze zegt veel pluimen op de hoed van haar stad te steken, Amsterdam er nog niet helemaal is. Alle Reflowambities en samenwerkingen ten spijt: ‘Recycling is immers de laatste stap. Laten we dus eerst kijken naar hoe wij consumeren en produceren.’

En daarover gaat het, op het slotevent van Reflow tenminste, nog te weinig. Het begin van het traject is afgesloten, met prachtige pluimen op ieders hoed en heerlijke, sociale projecten die zeker het vermelden waard zijn (mocht ik nog vijf pagina’s te schrijven hebben, zou ik het zeker over The Swap Shop en de stadspas gehad hebben), maar de weg is nog lang. ‘Het is ook mijn ervaring,’ zei iemand achteraf die dichtbij het project stond, ‘dat er gekeken wordt naar de textielstromen binnen de stad en dat er nog steeds te weinig geweten is over de stromen die de stad verlaten.’

‘Maar daar maak ik mij geen zorgen over’, vertelt een andere persoon aan tafel tijdens de borrel. Zij zegt dé oplossing gevonden te hebben – dat lees je goed, dé oplossing – om de textielindustrie te verduurzamen. Al kan ze daar nog niks over kwijt. Maar ze houdt mij wel op de hoogte, belooft ze, terwijl ze mij snel toevoegt op LinkedIn.

Daar doe je het dus voor, de gesprekken na afloop van zo’n evenement, de synergieën, de mogelijke samenwerkingen die na zo’n avond borrelen ontstaan. Had Claire Teurlings van Amsterdam Economic Board, met haar voorliefde voor het woord “samen”, uiteindelijk toch overschot van gelijk.

Dan voel ik mij weer enorm geprivilegieerd. Wat een ontzettend voorrecht om even over en weer naar Amsterdam te kunnen, koppijn of niet, en bij te leren over lokale oplossingen in onze Lage Landen. Oplossingen die heel misschien soelaas kunnen brengen voor globale problemen, van de grachtengordel in Amsterdam tot de stranden van West-Afrika en een woestijn vol afdankertjes aan de andere kant van de wereld.

Misschien was de avond niet helemaal wat ik ervan verwacht had, maar daar wordt nog aan gewerkt. Zowel aan mijn verwachtingen, als aan de structurele veranderingen. Benieuwd wat de toekomst brengt. Laat die oplossingen maar komen!

Meer informatie over REFLOW Circular Textile Festival

https://dezwijger.nl/programma/reflow-circular-textile-festival

REFLOW: https://reflowproject.eu/pilots/amsterdam/

Reflectie geschreven door Sarah Vandoorne

https://ontketening.be/

Fotografie: Pakhuis de Zwijger